Toen Henk de woning binnen
stapte, begreep Miep al dat er wat aan de hand was. Henk keek Miep aan alsof
hij haar wilde verscheuren. “Ik heb je vriendje vandaag gezien.” Miep keek of
ze water zag branden. Anders was op kamp met zijn leerlingen, jammer genoeg(!) naar
Nunspeet en ze kon zich niet voorstellen dat Henk helemaal naar Nunspeet was
geweest. “Waar heb je het over?” vroeg ze. “Die onderwijzer,” brieste Henk.
“Die van dat clubje van je.” Miep schoot van opluchting in de lach. “Vind jij
dat leuk?” vroeg Henk woedend. “Je bedoelt Jarno,” zei Miep. “Hij heeft zich
niet voorgesteld,” snauwde Henk. “Wat zei hij dan wel?” vroeg Miep. “Hij kwam
naar me toe in de winkel en vertelde mij dat hij een paar keer met je naar bed
is geweest en dat je een gore perverse sloerie bent.” Miep was inmiddels weer
rustig. “Heb je enig idee waarom ik niet meer naar het Komité ga?” vroeg ze
rustig.. “Die kerel probeerde de hele tijd om mij te versieren.” Henk deed zijn
mond open, maar de volgende woedeaanval bleef in zijn keel steken. “Ik vind het
trouwens wel jammer, dat je blijkbaar iedereen gelooft, die zoiets voor je
vrouw zegt,” ging Miep nu verder. “En waarom heb je mij dat dan nooit verteld?”
vroeg Henk nu toch een stuk rustiger. “Omdat ik jou niet met alles lastig wil
vallen,” zei Miep. Ze wist hoe ijdel Jarno was. Er was een goede kans dat hij
Anders’ naam niet had genoemd, want dan had hij toe moeten geven dat hij een
meer succesvolle mededinger had. “En ik wil ook dat je stopt bij die bakker,”
zei Henk opeens. “Waarom?” vroeg Miep nu wel serieus ongerust. “Al dat gedoe,”
zei Henk. “Van Vliet, de slager naast ons zoekt ook iemand. Veel dichterbij en
dan zijn we ook gelijk meer samen.” “Je vertrouwt me niet,” snauwde Miep. “Diep
in je hart geloof je die kerel gewoon. Je wil me gewoon controleren.” Henk zei
niets, maar het was wel overduidelijk dat Miep gelijk had. “Ik wil gewoon dat
je daar stopt,” zei Henk mokkend. Miep schoot in de lach. “En die klote Simca
dan van je?” “Ik verkoop liever de auto dan dat ik een vrouw heb, die de hoer
speelt!” schreeuwde Henk. Miep haalde uit en ze raakte Henk vol in het gezicht.
Henk was alleen niet in de stemming om ridderlijk te zijn. Het volgende moment
lag Miep met een knallende hoofdpijn op
de grond. Ze krabbelde overeind. “Ik ben geen, geen hoer,” schreeuwde ze met
bijna overslaande stem. “dat accepteer ik niet.” Henk reageerde niet. Voor zijn
doen was hij buitengewoon standvastig. Onder normale omstandigheden was Miep
trots op hem geweest, maar nu was ze daar niet voor in de stemming. Met alle
waardigheid, die ze na die klap nog op kon brengen, stond ze moeizaam op. “Ga
maar lekker naar je moeder,” snauwde Henk. “Moeder!” schreeuwde Miep. “Moeder!
Ik ga naar het bordeel, nou goed!” Ze draaide zich om en pakte haar jas. “Hoer!”
schreeuwde Henk haar nog na dwars door het trappenhuis heen.
Miep was blij dat Anders zelf de
deur open had gedaan. Ze was tegen hem aangekropen en ter plekke gaan huilen. Anders
had haar getroost en op bed gelegd. Dat was blijkbaar zo zijn
standaardprocedure om te troosten. “Wat zie je er uit,” had hij gezegd. Miep
zag haar gezicht nu pas voor het eerst in de door Anders gepakte spiegel. Onder
haar rechteroog zat een enorme dieppaarse bloeduitstorting. Het was nu voor
Miep in ieder geval wel duidelijk waarom de mensen in de tram zo naar haar
hadden gekeken. Daarna was Anders ijs uit de koelkast gaan halen en thee voor
haar gaan zetten. “Je lijkt mijn moeder wel als ik vroeger ziek was,” zei Miep
terwijl ze vertederd naar Anders’ gekeutel keek. Anders ging bij haar op bed
zitten. Miep kon zich op dit moment gewoon niet voorstellen dat dit dezelfde
man was, die haar soms zo genadeloos sloeg en op haar knieën dwong om hem te
pijpen. Blijkbaar vond Anders het echt leuk om voor haar te zorgen, want na het
ijs en de thee, kwam hij nog met een kruik, zalf, crackers met kaas en een
boek. Ondanks de pijn in haar gezicht en
de toch best ingewikkelde situatie genoot Miep van het moment. Anders gaf haar
nog een keer thee, maar dit keer met rum er in. Rozig en gelukkig viel ze in
Anders’ bed in slaap. Ze voelde nog vaag hoe hij bij haar kwam liggen en zijn
arm haar heen sloeg. “Schat,” zei ze slaperig. Anders zei niets, maar gaf haar
heel voorzichtig een kus.
De volgende dag herinnerde de
stekende pijn in haar gezicht Miep al bij het wakker worden aan de
gebeurtenissen van de volgende dag. Anders
was al weg, maar had een briefje achtergelaten. Hopelijk heb je goed geslapen lieverdje. Ik heb de bakker al gebeld dat
je ziek bent. Ik ben ongeveer twee uur thuis. Er liggen pannenkoeken in de
koelkast. Xxxxx. Ondanks de pijn die het deed, moest Miep toch glimlachen.
Anders was veel en vooral haar held, maar echt een keukenprinses was hij niet
en ondanks dat had hij toch pannenkoeken voor haar gebakken. Miep nam een van de veel te dikke
pannenkoeken en deed er veel stroop op. Dan was die pannenkoek nog best te
eten. Onwillekeurig dacht ze aan het versje van Annie M.G. Schmidt over de
Pater Zwierelier dat ze aan Wim had voorgelezen: ’…die kookte soep van
bordpapier; bordpapier met liefde, niemand die het bliefde…’ Ze vond zichzelf eigenlijk best onaardig en
ondankbaar ten opzichte van Anders. Voor ze er erg in had, stond Miep het
complete werk van Annie M.G. Schmidt ter zingen en te neuriën. Miep maakte
koffie en nam twee pijnstillers. Miep dacht er over na wat ze nu moest doen;
met alleen maar zingen en neuriën, kwam ze er niet . Iedere dag opnieuw had ze
het weer moeilijker gevonden om terug te gaan naar Lombardijen, maar nu zag ze
er wel heel erg tegen op. Ze besloot gewoon maar even helemaal niets te doen.
Als Anders terugkwam, zou hij vast wel weten wat ze moest doen. Nu Miep had
besloten om binnen te blijven, ging ze Anders’ boekenkast maar eens te
inspecteren. Er was veel over politiek en economie. Allemaal boeken, die vast
heel interessant waren, als je ze begreep. Verder stonden een aantal vuistdikke
romans van de schrijvers W. F. Hermans, Gerard Reve en Jan Wolkers. Miep kon
zich zomaar voorstellen dat Anders al die boeken ook nog had gelezen. Een
aantal boeken was in een vreemde taal, waarschijnlijk Engels geschreven. Toch
ongelofelijk knap dat iemand dat allemaal gewoon kon lezen. De twee boeken, die
Miep uiteindelijk uit de kast haalde, vielen allebei, maar wel om verschillende
redenen, erg tegen. De naakte vastgebonden dame op de cover van ‘The Story
of ‘O’’’ zag er weliswaar veelbelovend
uit, maar het boek was waarschijnlijk in het Engels geschreven. Het boek,
geschreven door Markies de Sade was weliswaar in het Nederlands, maar zo
afschuwelijk saai, dat Miep het na een tijdje weg legde. Miep ging in bed
liggen mokken, maar omdat er niemand was om tegen te mokken, pakte ze toen
uiteindelijk maar gewoon het eerste Nederlandse boek dat voor de hand lag. Het
boek vertelde moeizaam het verhaal over een zekere Henri Osewoudt, die in de
oorlog in het verzet zat. Miep vond het zwaar en saai, maar tot haar stomme
verbazing kwam Anders opeens binnen en was het blijkbaar toch bijna ongemerkt
twee uur geworden. “Nou, nou,” zei Anders. “Nog niet gedoucht?” Miep keek hem
schuldbewust aan, maar Anders leek er niet echt mee te zitten. “Dapper hoor,”
zei hij toen hij zag door welk boek Miep zich zo moedig doorheen worstelde. “De
Donkere Kamer, jij durft.” Op zulke momenten haatte Miep de huishoudschool waar
ze niets had geleerd en haar ouders, die haar er naar toe hadden gestuurd. Ze
had dolgraag iets gevats terug gezegd, maar ze wist niet eens of Anders weer
eens ironisch was of dat ze echt in een moeilijk boek was begonnen. Hij zag ‘De
Sade’ en ‘The Story of ‘O’’’ liggen. “Allebei niet te lezen,” zei
hij. “Waar gaat het over?” vroeg Miep aan Anders. Ze wees naar ‘The Story
of ‘O’’’. “Het is een Frans boek,” zei
Anders, “maar mijn Frans is te slecht. Het gaat over een vrouw, die alles doet
voor een man en als hij haar verlaat, wil en gaat ze dood.” Miep knikte een keer zorgelijk. Anders gaf
haar een kus op haar voorhoofd. “Dat verwacht ik van jou ook,” zei Anders. Miep
voelde zich toch wat ongemakkelijk worden. Ze wilde echt heel ver voor Anders
gaan, maar dit klonk toch wel een beetje erg extreem. Anders schoot in de lach.
“Suffie,” zei hij, “dat is geen enkele man waard… Zelfs ik niet,” voegde hij er
ondeugend aan toe. “Hoe weet je trouwens waar het over gaat als je geen Frans
kunt lezen?” vroeg Miep, die snel van onderwerp wilde wisselen. “Dit is de Engelse
vertaling,” zei Anders en gaf Miep weer een kus. Miep kon er wel om huilen.
Anders dan bij Henk werd ze niet kwaad op Anders ondanks dit vergoelijkende
kusje, maar ze voelde zich wel oneindig dom. Anders leek er ook nu weer verder
niet mee te zitten of over na te denken. “Laat je oog eens zien,” zei hij tegen
Miep. Gehoorzaam tilde Miep haar hoofd op.
Voor Anders was het allemaal
geen probleem. Miep mocht natuurlijk zolang blijven als ze wilde. Dan kon ze
rustig nadenken over haar toekomst. “Geld maakt gelukkig,” zei Miep. “Het helpt
zeker,” beaamde Anders. “Het geeft zekerheid,” zei Miep. Voor Anders was veel
in het leven vanzelfsprekend, dat voor
haar een reden van zorg was. “Waarom ben jij trouwens met die revolutionaire
clubjes bezig?” vroeg Miep. “Die lui willen toch alleen maar je ouders geld
afnemen?” “Ik geloof helemaal niet meer in de revolutie,” zei Anders, “maar ik
geloof wel in rechtvaardigheid en daar is nog een wereld te winnen.” Miep
begreep het wel, dacht ze, maar het was ook wel heel erg ver van haar eigen
wereld. Misschien wel veel te ver voor haar.
Na drie dagen was de
bloeduitstorting weggetrokken en ging Miep toch weer naar huis. Anders was er
tegen geweest, maar hij had zich er bij neergelegd. “Ik hoor daar,” zei Miep
tegen hem. “Ik weet het verschil niet tussen Engels en Frans en ik pas gewoon niet
in jouw wereld. Nu vind je dat nog leuk, lief en vertederend, maar uiteindelijk
zal het je gaan irriteren.” Anders had niet veel gezegd. Hij was nu eenmaal te
intelligent om niet in te zien dat ze gelijk had. “Neem in ieder geval dit boek
mee,” had hij tegen Miep gezegd. “Na W. F. Hermans beginnen we dan met iets
lichters.” Het was Anders’ manier om er voor te zorgen dat ze toch weer terug
zou komen. Miep kuste hem en ging toen toch met loden schoenen naar de tram. De
gemakkelijkste weg was om nu om te draaien en snel weer in Anders armen
vluchten.
Toen Henk tot zijn zichtbare
verbazing zag dat Miep weer terug was, was hij eerst even stil. Hij gaf haar
een kus op haar voorhoofd, die Miep lijdzaam onderging. “Ik was heel erg
ongerust,” zei hij en Miep wist dat hij het meende. “Ik had niet moeten slaan,”
zei Miep. “Ik jou ook niet,” was Henks enige commentaar. Het was wel duidelijk
dat Henk niet dorst te vragen waar ze was geweest. Miep wilde het niet
vertellen en ze aten die avond vooral zwijgend in de angst om elkaars gevoelens
te kwetsen. Henk wilde Miep, als het er echt op aan kwam, voor geen goud
verliezen en Mieps gedachten waren een verwarde massa waarin haar gevoel voor
realiteit en dagdromen doorlopend met elkaar overhoop lagen. Nu ze bij Anders
weg was, wilde ze niets liever dan weer bij hem zijn. Alle rustige zekerheid
van vanochtend waarmee ze toch zelfs Anders had geïmponeerd was verdampt. Als
ze nu, maar ze brak haar gedachten gelijk weer af. Maar,…. “Wat is er?” vroeg
Henk voorzichtig. Miep keek verbaasd op van haar eten. “Je zit iedere keer
‘nee’ te schudden,” zei Henk. “Sorry,” zei Miep. “Waar denk je aan?” vroeg Henk
toch voorzichtig. “Nergens aan,” loog Miep. Na een eindeloze maaltijd volgde
een eindeloze avond met gelukkig veel televisie. Miep was er met haar gedachten
niet bij en ze wist zeker dat Henk ook alleen maar deed of hij keek. Hij
begreep net zo goed als Miep dat hij haar kwijt was en dat ze alleen maar was
teruggekomen, omdat ze niet anders kon.
Na een hele week, veel en veel
te lang, niet bij Anders te zijn
geweest, voelde Miep zich zoals haar vader zich moest hebben gevoeld toen hij
van de dokter niet meer mocht roken. Ze was gespannen, had grote moeite om
aardig te zijn tegen de klanten en haar collega’s in de bakkerij. Haar vader
had dit alles opgelost door de dokter verder te negeren en gewoon weer te gaan
roken. Volgens de dokter was dat dan misschien niet gezond; het had hem wel
weer tot een iets aardiger mens gemaakt. Miep loste het op door als een gek het
boek dat Anders haar had geleend uit te lezen. Iedere avond als Henk televisie
keek, las Miep met grote plichtsbetrachting een paar hoofdstukken en op die
manier kreeg ze zelfs dit veel te dikke, best moeilijke boek uit. Nadat het
boek uit was, moest Miep natuurlijk wel langs Anders. Ze moest het geleende
boek nou eenmaal terug brengen, want een geleend boek mocht je niet houden. Het
feit, dat er in haar boekenkast nog twee andere geleende boeken stonden, die ze
in jaren al niet had teruggebracht, negeerde ze maar manmoedig. Natuurlijk was
het kinderachtig en het ergste was nog, dat ze dat ook gewoon wist. Toen het boek eindelijk uit was, nam ze het
die ochtend trots onder haar arm mee naar de bakkerij. Iedereen in de metro zou
vast wel denken: wat een leuke intelligente vrouw en ze leest ook nog W. F.
Hermans. Ze wist dat Anders die dag vroeg thuis was en ze had zich er
zorgvuldig op gekleed.
Toen de deur op de Oude Dijk
werd open gedaan, stond Miep als een trots verliefd schoolmeisje voor de deur.
Tot Mieps teleurstelling deed Klara open. “Hoi,” zei deze wat bedremmeld. “Ik kom voor Anders,” zei Miep. “Hij is er
niet,” zei Klara. “O,” zei Miep. “Kan ik op hem wachten?” vroeg Miep. Klara zat
zichtbaar met de vraag van Miep in haar maag. “Ik weet het niet,” zei ze. “Ik
moest je wel dit briefje geven.” Miep pakte het verbaasd en wantrouwig aan.
“Dank je wel,” zei ze. “Ik heb nog een boek van Anders.” Klara pakte het boek
aan en keek verlegen naar de grond. “Dag,” zei ze. Miep stond wat verloren voor
de deur, maar Klara, die blijkbaar ook niet meer wist wat ze moest zeggen, deed
snel de deur dicht. Miep bleef ontredderd achter. Op hetzelfde hekje langs de
Oude Dijk waar ze de eerste keer met Anders had gezeten, maakte ze de envelop
open. Hij had niet eens de moeite genomen om zijn verhaaltje met de hand te
schrijven. Lieve Miep, Ons laatste
gesprek heeft mij erg aan het denken gezet. Je hebt gelijk; onze relatie heeft
inderdaad geen toekomst. Ik vond het erg leuk, maar het is inderdaad beter als
we allebei onze eigen weg gaan. Ik wens je natuurlijk wel het allerbeste en
veel geluk in je leven. Miep zat als aan de grond genageld op het bankje.
De wanhoop voelde voor haar als een warme dikke, vooral erg klamme deken.