“Volgens mij is bureaucratie een Frans woord,” zei Inge
toen ze Bart min of meer half verscholen achter zijn stapel papieren en
formulieren zag. “Ja,” zei Bart, “en inspraak dan weer niet.” Inge gaf hem een kus en streek een keer met
haar hand door zijn haar. “is het veel?” vroeg ze begripvol. “Ach,” zei Bart,
“als je het allemaal een keer moest invullen, maar zo werkt het hier niet.”
Inge keek een keer vragend. “Dit is de gemeente,” zei Bart terwijl hij naar een
stapelte papieren wees, “de burgemeester hier is een aardige kerel en absoluut
niet tegen buitenlanders, maar….” Inge vermoedde al dat het daarmee niet
afgelopen was. “Het canton heeft aparte formulieren en die moeten ook allemaal
worden ingevuld. Het is me nog steeds onduidelijk waar het arrondisement over
gaat, maar formulieren hebben ze genoeg. “
“Vervelend,” zei Inge. Ze vond het al vervelend om haar
rapport na de nachtdienst in te vullen, laat staan als je alles twee keer moest
doen. “Dan hebben we hier nog het departement,” ging Bart verder. “Wat doen
die?” vroeg Inge. “Eigenlijk alleen maar de burgemeester in de gaten
houden,”zei Bart berustend, “en vaak is dat wel nodig ook, maar daar gebruiken
ze dan ook weer stapels papier bij.” Bart pakte de koffie die Inge had gezet
aan met een glimlach. Dit is voor hier in de buurt met wel ruim vijftienhonderd
inwoners een flinke plaats, maar er zijn ook plaatsjes met een paar honderd
inwoners en allemaal hun eigen bijna kindse wijnboertje als burgemeester.” Inge kende de gemeentepolitiek eigenlijk alleen
maar uit de vaak zeer saaie verhalen van Ada en hoewel de Zuid-Franse zon alles
wat vriendelijker inkleurde, kon Inge zich voorstellen dat het hier allemaal
niet beter was. “En negeren?” vroeg Inge, want van Bart jan had ze ooit
begrepen dat de meeste formulieren, rapportages en dagstaten toch werden
genegeerd. In het zieknehuis waar ze werkte, had ze trouwens zelf ook dat idee
al eerder gehad. Bart lachte een keer schamper. “Dat moet ik ze hier allemaal
nageven,” zei hij, “als er een formulier ontbreekt, staat gelijk alles stil.
Blijkbaar kijken ze in ieder geval na of het formulier in het dossier zit. Wat
doe je trouwens vanmiddag? Ga je mee naar Beziers of blijf je hier aan het
zwembad hangen?” Inge gaf Bart weer een
kus. “Ik laat jou lekker sloven bij Franse Bureaucraten en ga zelf luieren,”
zei ze. “Wat denk je nou zelf? Natuurlijk, ga ik mee.” Bart trok haar bij hem
op schoot en legde zijn hoofd tegen haar borsten aan. “Je bent lief,” zei hij.
Dankzij, nou eerlijk gezegd, vooral Ada’s huiswerk wist
Inge dan wel alles over de tragedie die Beziers zoveel eeuwen eerder had
getroffen, maar nu was het een gewone Franse stad en toevallig de hoofdstad van
het gelijknamige arrondissement. In de
stad herinnerde natuurlijk niets meer aan al die ellende; ook al omdat de
lokale middenstand waarschijnlijk maar al te goed begreep dat ze het toch voor
wat betreft de toeristenindustrie af zouden leggen van het kasteel in
Carcassonne. Sommige concurrentie moest je gewoon niet aan willen gaan. Inge
begreep wel waarom ambtenaren in Frankrijk toch wel iets anders waren dan in
Nederland. De ambtenaren hier hadden de volle grandeur van de Republique
Francaise achter zich en dat zag er nu eenmaal anders uit dan in Nederland. Het
gebouw van het arrondissement leek vooral op een groot uitgevallen Griekse
tempel, compleet zuilen en trappen. Wie in zo’n gebouw werkte, voelde zich natuurlijk
toch al snel belangrijker dan een ambtenaar in een saai kantoorgebouw. Barts
makelaar stond beneden aan de trap al op hem te wachten. Het was een wat oudere
man,strak in het pak, met een bruinverbrand gezicht. “Wat leuk,” zei de man in
accentloos Nederlands, “ik zie dat u uw vrouw ook heeft meegenomen.” Hij gaf
eerst Inge en toen Bart een hand. “Van Dorp, mijn makelaar,” stelde Bart de man
aan Inge voor. “Van Dorp?” vroeg Inge. De man knikte een keer. “Als sinds 1989
actief hier in de buurt als makelaars en bemiddelaaars.” Bart gaf Inge een kus.
“Als jij nou de stad ingaat, gaan wij dit regelen.” Inge voelde zich op dit moment
wel heel erg de vrouw van Bart. Ze gaf een kuise kus op zijn wang, zoals ze
zich voorstelde vrouwen zouden doen, die weliswaar al heel lang waren getrouwd,
maar toch nog steeds wel van hun man hielden. Toen de beide mannen, Bart en
zijn makelaar samen de monumentale trap opliepen, keek Inge ze met enige trots
na. De portier liet hen zonder veel plichtplegingen binnen. Ze zou eens gaan kijken wat er voor winkels
hier in de buurt waren, maar ze had niet echt de behoefte om geld uit te geven.
Merkwaardig genoeg had ze dat eigenlijk altijd alleen maar als ze ergens met
Bart Jan was.
Aan Barts loop kon Inge zien, dat hij blijkbaar redelijk
tevreden was hoe het gesprek was verlopen. Van Dorp liep er, zo te zien
eveneens tevreden, naast. “Laat me raden,” zei Inge, die vooral aan van Dorp
wilde laten zien dat ze Bart door en door kende, hoewel dat natuurlijk eigenlijk bluf was. Bart
en van Dorp gingen bij haar aan het tafeltje zitten. “Prima gegaan,” zei Bart,
“het is nu alleen nog een van op de juiste stempels wachten.” Van Dorp gebaarde
het meisje dat op het terras liep en bestelde voor zichzelf en Bart een
biertje. “Wilt u nog een wijntje?” vroeg hij aan Inge. “wanneer denk je dat het
rond is?’’ vroeg Bart aan van Dorp. Die haalde zijn schouders op. “Het blijft
Frankrijk,” zei hij, “maar met twee, maximaal drie maanden moet het toch
allemaal wel rond zijn.” Dat antwoord viel Inge tegen en ze zag aan Barts
gezicht dat ze daarin niet de enige was. Van Dorp wapperde geruststellend met
zijn handen. “Zolang je de burgemeester niet tegen hebt, is handhaving hier ook
maar een relatief begrip. Ik zou gewoon beginnen, maar een beetje terughoudend.
Voorlopig geen groot vuurwerk op 14 juli.” Bart begreep dat er voorlopig niet
veel anders opzat. “Ga je vanavond nog
naar Résine?” vroeg hij aan van Dorp. “Helaas,” zei van Dorp, “andere drukke
bezigheden, maar gaan jullie wel?” Bart keek wat moeilijk. “Ach,” zei hij
daarna op een manier, die Inge vooral berustend vond. Van Dorp begreep het
blijkbaar, want hij maakte een vergelijkbaar gebaar. “Soms moet je wat,” stelde
hij lijdzaam vast. Inge hield haar mond, maar brandde van nieuwsgierigheid,
alleen ging ze er vanuit dat haar geloofwaardigheid als langdurige echtgenote
van Bart zou lijden als ze nu opeens allerlei vragen ging stellen. Maar gelukkig hoefde Inge niet lang te
branden, want van Dorp, voor wie het nu eenmaal niet allemaal vakantie, maar
gewoon werk was, nam snel afscheid.
“Gezellig,’ zei Inge een beetje pesterig. Bart keek maar
wat moeilijk. Soms kon hij zo aandoenlijk verlegen zijn. Camping Résine was zo
ongeveer alles waar Inge’s ouders zo’n vreselijke hekel aan hadden gehad. Dat
het hier niet alleen een door Nederlanders gedreven camping betrof, maar dat de
beoogde doelgroep ook volkomen Nederlands was, bleek alleen al uit het aanbod
snacks, dat volgens de vrolijke kleine postertjes van de fabrikant uit
‘vleeskroketten, maar dan de echte!’ en ‘de originele frikadellen’ bestond. De Nederlandstalige muziek en de Nederlandse
commerciële zender, die gelukkig geen geluid produceerde, maakten het beeld
voor Inge helemaal af. Ze stelde zich voor dat het hier vroeger wel gezellig
zou zijn geweest, met meisje en zeker ook jongens, die ze wel kon verstaan. Aan
de bar had zich een bont gezelschap verzameld dat maar een ding gemeen
had: ze spraken allemaal Nederlands.
Na het vertrek van van Dorp had Inge gelijk aan Bart
gevraagd waar ze dan vanavond wel naartoe gingen. Bart had uitgelegd dat een
keer in de maand op camping Résine de Nederlandse club uit de omgeving bij
elkaar kwam. Het was een bont gezelschap van keurige penssionado’s tot vrije
jongens, die de tweedehands auto’s hadden ingeruild voor huizen of campings. “Het is de plek waar je alles hoort,” zei Bart
min of meer verontschuldigend, “en de culturele vereniging komt er ook bij
elkaar.” Inge moest er om lachen. Ze wees naar de aanplakbiljetten voor
kroketten en frikadellen. “Je hebt gelijk,” zei Inge, “het inderdaad allemaal
heel authentiek Nederlands.” Bart bleek ondanks al zijn reserves en
terughoudendheid hier toch heel veel mensen te kennen. Inge, die blij was dat
ze een moment niet op eieren hoefde te lopen, vond het allemaal al lang best. Het
programma aan de bar bestond uit elkaar bijpraten over te koop staande huizen
en campings en lekker met zijn allen klagen over al dan niet vermeende franse
bureaucratische willekeur. Daarna viel het gezelschap toch wel een beetje uit
elkaar. De keurige pensionado’s en de alternatievelingen gingen allemaal aan de
ene lange tafel zitten. De vrije jongens hadden hun eigen tafel, maar het was
duidelijk dat beide groepen elkaar niet uitsloten of negeerden. “In Frankrijk
zijn we opeens gewoon allemaal Nederlanders,”
zei Bart, die ook verder de smartlappen gelaten over zich heen liet
komen.
Toon en Anneke, de respectievelijke gastheer en gastvrouw
hoorden zichtbaar, maar ook hoorbaar meer tot de vrije jongens. Vooral Toon kon
in geuren en kleuren over al het hem aangedane leed vertelleen. De burgemeester
van het gehucht waar de camping bij hoorde, was niet alleen de marketingmanager
van de lokale coöperatie van wijnboeren, maar ook namens het Front National
burgemeester. Vanuit die politieke
overtuiging had ze een diepgewortelde hekel aan buitenlanders, waarbij ze tot
Toons verdriet en onbegrip weigerde om onderscheid te maken tussen Nederlanders
en andere buitenlanders. Ze had
geprobeerd om Toon te verplichten om alle woeste gronden en dat waren er nogal
wat in de heuvelachtige gebied, vrij van bosschages te houden in verband met
bosbrandgevaar. Het was natuurlijk volkomen onredelijk geweest en met behulp
van van Dorp had hij met succes geklaagd bij het arrondissement. Sindsdien was
het oorlog tussen het dorp en de nog kleinere Nederlandse enclave. Alleen bleek
de burgemeester in dit gevecht vaak de machtigste. “Het is echt schandalig,”
zei Toon met oprechte verontwaardiging, “ik heb zelf ook mijn bedenkingen bij
buitenlanders, dus ik begrijp de burgemeester best.” Inge keek Bart vragend
aan. “Geloof me maar,” zei Bart zachtjes tegen haar, “Toon begrijpt echt niet
dat hij in de ogen van de burgemeester hier ook een buitenlander is.” Inge
schoot in de lach, maar ze wist dat goed te maskeren door snel een slok wijn te
nemen. “Hoe doe jij dat?” vroeg Inge aan Bart. “Ten eerste heb ik te maken met
een andere burgemeester en ten tweede heb ik met de voorzitter van de
coöperatie bij ons in het dorp afgesproken dat hij een keer in de maand een
wijnproeverij voor de gasten mag organiseren.” Inge vond het allemaal mooi en
aardig, maar dat bedoelde ze niet. “Wat doe jij met de burgemeester?” vroeg
Inge nog een keer. “Schatje,” zei Bart, “denk jij echt dat burgemeester in een
wijnstreek als deze ooit tegen de voorzitter van de lokale coöperatie ingaat?’’
Inge haalde eerst haar schouders op, maar toen begreep ze de logica wel. “Niet
de burgemeester, maar de voorzitter van de coöperatie is hier in de buurt de
baas,” zei Bart. “Dat zou allemaal wat voor Ada en die vriend van haar zijn,”
zei Inge. Bart schoot in de lach. “Ik denk dat ze zich allebei als een vis in
het water zouden voelen.”
Naarmate de wijn rijkelijker vloeide, werd iedereen een
stukje losser. Bij de karaoke was het nog steeds vooral de tafel met de vrije jongens,
die de kandidaten leverde, maar het nog steeds prachtige weer en vooral de wijn
maakte ook de rest van het gezelschap mild. Er werd wat goedmoedig meebewogen
op de muziek.. Inge zag dat Toon en Anneke de rollen goed hadden
verdeeld. Toon was nu definitief overgestapt naar de tafel van de vrije jongens
en trad daar op als de grote gangmaker. Anneke was bij de andere tafel gaan
zitten en keek vooral half mild, half ironisch naar de activiteiten van haar
man. Inge vroeg zich af wat daarvan was gespeeld ten behoeve van haar publiek
en in hoeverre het was gemeend. Bart was
overgestapt op het water. Hij sloeg zijn arm om Inge heen. Ze had het idee dat
hij zich wel amuseerde, maar ook mijlen ver weg was met zijn gedachten. “Waar
denk je aan?” vroeg Inge. Bart haalde zijn schouders op. “Eigenlijk nergens
aan,” zei hij, maar Inge kende hem inmiddels goed genoeg om te weten dat hij
loog. Om zich er vanaf te maken, drukte hij Inge nog een keer stevig tegen zich
aan. Ze legde haar hoofd op zijn schouder. “niets bijzonders,’ zei hij nog
geruststellend.
De rest van de avond werd de stemming in het gezelschap
steeds joliger. Aan het eind van de avond playbackte zelfs een wat zichtbaar
alternatieve dame toch nog een nummer van Andre Hazes met zo’n houding van: eigenlijk
ben ik ook soms een hele gewone meid. Inge, die bij dit alles toch vooral oog
voor Bart had, zag dat hij steeds meer van deelnemer in toeschouwer veranderde.
Ze had het idee dat hij het allemaal zonder waardeoordeel registreerde, maar
Inge werd er toch wat nerveus van. Op zulke momenten leek hij meer op Ada’s
vriend dan Inge prettig vond. Bij Breuer voelde ze zich al nooit helemaal op
haar gemak en op zulke momenten bij Bart ook niet. “Vind je het niet leuk?’’
vroeg ze toch een beetje gespannen. Bart glimlachte geruststellend tegen haar.
“Nee hoor,” zei hij manmoedig, “ik vind het best aardig.” Inmiddels wist Inge wel dat dit toch altijd
nog een hele categorie beter was dan ‘wel aardig,’ maar erg enthousiast klonk
het ook niet.
“Het meest bizarre is nog dat ze nu de beste maatjes is met
mijn ex,” zei een man met een licht meewarige grijns tegen de vrouw, die naast
Inge zat. Inge ging er eens lekker voor zitten. Een smeuïge roddel, ook al was
het dan over mensen die ze niet kende, liet ze zich toch niet zo snel ontnemen.
“Ze moest eens weten,” vervolgde de man. Inge’s buurvrouw knikte een keer zowel
meewarig als begrijpend. De man nam nog een slok van zijn wijn. Het verhaal was
blijkbaar uit en Inge had alleen maar de pointe gehoord. “Vertel,” zei ze tegen
de man, die haar wat verbaasd aankeek. “Zoveel valt er niet te vertellen,” zei
de man wat terughoudend. “Het verhaal ging over mijn ex.” Inge nam nog een slok
van haar wijn. “En toen?” vroeg ze uitnodigend. “Ach,” zei de man, “zoveel valt
er nou ook weer niet te vertellen.” Maar het was duidelijk dat de man een
tweede gelegenheid om zijn grote verhaal
te vertellen, niet zomaar liet lopen. “Het ging over mijn ex,” zei de man, maar
dat wist Inge natuurlijk al. “ik heet trouwens Martin.” Inge zei haar voornaam
en hoopte dat hij eindelijk informatie zou geven, die ze eerder nog niet had
gehad. “Mijn ex had de grootste midlifecrisis, die je je maar voor kon
stellen,” vertelde de man. Inge had het
idee dat er nu eindelijk schot in het verhaal kwam. Eigenlijk was het een
clichéverhaal, maar Martin vertelde het onderhoudend. Zijn vrouw had het
aangelegd met zijn beste vriend, maar door de vergaande verlegenheid van de
gelukkige man in kwestie had het allemaal al bij voorbaat tot een kansloze
operatie gemaakt. Uiteindelijk was ook Martin’s huwelijk niet tegen de
ontdekking van dit ‘overspel’ bestand geweest. “Maar hoe wist jij het dan?”
vroeg Inge, die ellende bij anderen toch altijd wel onderhoudend vond. “Zo
voorspelbaar als de pest,” zei Martin met een wat wrange grijns, “ze had haar
mail open laten staan.” Inge zag dat de herinnering aan dit moment martin toch
nog steeds pijn deed. “Dom,” begreep Inge. “Heel dom,” antwoordde Martin, ‘maar
uiteindelijk niets aan te doen.” Martin nam ook nog een slok van zijn wijn.
“Toen wij zijn gescheiden, was het nou net zijn vrouw, die bijna agressief de
kans van mijn ex koos.” Inge moest wel lachen om de ironie van het verhaal.
“Maar waarom heb je dat dan nooit verteld?” vroeg ze. Martin haalde zijn schouders.
Het was duidelijk dat het hem ook weer zoveel vreselijk veel kon schelen. “Het
heeft wel iets ironisch,” zei Martin, “ze gaan iedere maand samen naar de
film.” Inge vond het wel een erg bescheiden en voor haar in ieder geval niet
echt bevredigende vorm van wraak. “Ik zou het hebben verteld,” zei ze met grote
stelligheid. “Ja,” zei Martin, “maar jij bent niet ik.”
Bart vond het nu blijkbaar genoeg. “Zullen we zo gaan?”
vroeg hij aan Inge. Ze kroop een beetje tegen hem aan en genoot van zijn
aanwezigheid zonder dat hij, gehinderd door wel erg veel aanwezigen, al te
lichamelijk of dominant kon worden. Ze voelde zijn inmiddels vertrouwde lichaam
zich bijna onwillig ontspannen. Bart sloeg zijn arm om haar heen en kuste haar
in haar nek. Mart in kletste inmiddels alweer vrolijk met een andere
tafelgenoot. “Martin is aardig,” zei Bart, “maar hij heeft een nogal beperkt
repertoire.” Inge wilde het graag
geloven, maar was ze eigenlijk alleen maar bezig met Bart en hoe ze dit moment
zo lang mogelijk vast kon houden. Morgen zou het, hoe zonovergoten ook,
onontkoombaar morgen zijn en dit moment kwam dan nooit meer terug.